Villa Gelria weer in vol ornaat
Alsof de groot-industrieel Jan Evert Scholten er morgen gaat wonen, zo ziet Villa Gelria eruit na de restauratie: teruggebracht in de originele kleuren.
Al eeuwenlang lieten rijke Groningers buitenhuizen bouwen aan de Hereweg en de Rijksstraatweg. Zo ook de jonge industrieel Jan Evert Scholten. Nog voordat hij bouwgrond in bezit had, liet Scholten de architect H.J. van den Brink ‘eene villa, met paardenstal, koetshuis, enz.’ ontwerpen. Vervolgens kocht hij in 1870 enkele percelen land in Helpman. Op 28 september 1871 vond de aanbesteding plaats en twee jaar later was de in Italiaanse stijl opgetrokken Villa Gelria gereed. Scholten verwees met deze naam naar de geboorteprovincie van zijn vader Willem Albert Scholten.
Niet iedere Groninger was enthousiast over de villa; velen vonden bouwwerk ‘te bont en erg protserig'.
In de winter woonde de familie Scholten in het Scholtenhuis op de Grote Markt, recht tegenover het stadhuis. Villa Gelria werd het zomerverblijf. Jan Evert en zijn echtgenote Geessien Mulder woonden er met hun vier kinderen, Willem Albert II, Margrietha Sofia Jantina, Cato Johanna en Johan Bernhard. Een vijfde kind, Johan Evert, was kort na de geboorte overleden. Scholten breidde zijn perceel verder uit en bouwde er een koetshuis, een volière en een tuinmanswoning bij. De villa werd zoals toen gebruikelijk hoofdzakelijk verlicht door petroleumlampen. Later, eind 1800 werden die vervangen door elektrische verlichting.
Jan Evert Scholten en Willem Albert Penaat, directeur van de Sikkens Lakfabriek in Helpman, zagen wel brood in de uitvinding van de gloeilamp. Jan Evert enthousiasmeerde enkele vrienden en zakenrelaties en op 21 april 1905 werd de Coöperatieve Verlichtingsfabriek te Helpman opgericht en werden in 1907, uiteraard als eersten, Villa Gelria en de lakfabriek aan de Helperwestsingel van stroom voorzien.
In 1913 liet Jan Evert zijn werkkamer aan de noordzijde vergroten door de aanbouw van een serre, uiteraard voorzien van elektrisch licht. Of hij er veel gebruik van heeft gemaakt, valt te betwijfelen. Zijn huwelijk was niet geweldig, vaak sliep hij in zijn kantoor aan de Turfsingel, of was hij bij zijn maîtresse in Scheveningen.
Daar overleed hij op 7 september 1918, weliswaar in een Schevenings ziekenhuis.
Na het overlijden van Jan Evert bleven zijn weduwe en de twee ongehuwde kinderen Margrietha en Johan de villa gebruiken als zomerverblijf. Totdat de Duitse bezetter in 1940 hun Scholtenhuis op de Grote Markt in gebruik nam en zij in april 1943 ook Villa Gelria moesten verlaten. De villa werd het hoofdkantoor van de Duitse SS en de familie verhuisde naar Villa Lindenhof in Haren. Hier hebben de drie tot hun dood gewoond. Saillant detail: het huis is destijds, na het overlijden van de laatste Scholten-telg Johan Bernhard, gekocht door W.F. Hermans.
Na de bevrijding, Villa Gelria was ongeschonden door de oorlog gekomen, werd de villa achtereenvolgens gebruikt door de Rijkspolitie en de Sociale Academie. In 1969 is het door de erven Scholten verkocht aan het erachter gelegen Diaconessenhuis. Even dreigde er sloop, maar in 1990 kocht en restaureerde ‘super-aannemer’ Henk Koop de villa en maakte er een kantoorpand van. Een ondernemer uit Veendam, die anoniem wil blijven, kocht het pand in 2020 en bracht het terug in de originele kleuren. Het is nog steeds een kantoorgebouw.
Schuin tegenover Villa Gelria staat de villa Sonnevanck. Dit huis werd in 1900 gebouwd door jonkheer Quintus en in 1907 verkocht aan Willem Albert II Scholten, zoon van Jan Evert. Op de foto hieronder is het huis nog in de oorspronkelijke staat, later is er nogal wat verbouwd en bijgebouwd. Hij bleef er tot zijn dood in 1932 wonen. Het is lang een woonhuis gebleven, in 1988 kantoor geworden, maar kort geleden weer verbouwd tot woonhuis.
Scholten jr. geeft een feest in Sonnevanck rond 1912.